De geschiedenis van Kasteel Blitterswijck

Het kasteel van Blitterswijck kent een rijke geschiedenis. In 1374 werd voor het eerst melding gemaakt van het kasteel in Blitterswijck, maar waarschijnlijk bestond er al langer een versterkt gebouw op deze locatie.

Het kasteel is achtereenvolgens door erfopvolging in handen geweest van verschillende adellijke families, te weten Van Blitterswijck, Van Lynden, van Ossenbroeck, van Merwijck, de Cocq van Haeften, Von Hamelberg en Von Rupstein.

Vanaf 1885 wordt het doorverkocht aan een aantal niet-adellijke partijen, te weten notaris Brouwer, Oscar Tissen, Franse Trappistinnen en de paters van de Afrikaanse Missiën uit Cadier en Keer. Zij verkochten het in 1935 aan Alfons Cremers, die het voor zijn dochters kocht, maar uiteindelijk bood het onbewoonde kasteel in de tweede wereldoorlog onderdak aan o.a. de van elders verdreven paters Marianhill.

Het kasteel werd helaas in november 1944 door terugtrekkende Duitse soldaten opgeblazen. Er restte enkel een ruïne. Deze werd in 1964 gekocht door de gemeente Meerlo-Wanssum en in 1965 en 1969 volgde archeologisch onderzoek. Hieruit bleek dat, terwijl de funderingen van het kasteel teruggingen tot de 14e eeuw, er ook nog restanten van een ouder bouwwerk werden gevonden.

Onderstaand leest u over de bezitsgeschiedenis van de verschillende bewoners van het kasteel.

De heren van Blitterswijck

In 1242 komen we al vermelding tegen van ene Willem van Blitterswijck met (klein-)zonen Walter (of Wouter) van Blitterswijck en Robbert van Blitterswijck. Robbert wordt in 1330 door de hertog van Brabant als dank voor het vechten in oorlogen en deelname aan kruistochten, beleend met de ‘Heerlijkheid Blitterswijck’. De ‘Van Blitterswijcks’ zijn vermoedelijk de eerste bewoners van het kasteel en hebben waarschijnlijk altijd zelf op het kasteel gewoond. Uit archiefstukken blijkt dat de inwoners van de heerlijkheid bij herhaling een schuilplaats voor zichzelf en hun vee vonden op de voorhof van het kasteel. De streek werd vooral tijdens de 80-jarige oorlog geteisterd door krijgsgeweld en rondtrekkende plunderende bendes.

Het familiewapen van de Van Blitterswijcks is een effen rood schild met ingehoekt zilveren schildhoofd. Het helmteken is een uitkomende ezel met een groene olijftak in de bek (zie zwart-wit afbeelding; de wapenomschrijving is afkomstig van Bureau voor Geneologie; de afbeelding uit het boek ‘Blitterswijck Noordlimburgs dorp met een rijke historie’ van Pierre Beterams).

Het wapen dat prijkt op de huidige Blitterswijckse vlag is duidelijk een afgeleide van het familiewapen van de Van Blitterswijcks.

Het kasteel zag er oorspronkelijk waarschijnlijk heel anders uit dan het kasteel dat we van latere afbeeldingen kennen. De tekening die hier is afgebeeld is een artist’s impression, gemaakt door André Viersen, op basis van de voorlopige gegevens van de opgravingen in de jaren ’60 onder leiding van kasteel-archeoloog Dr. J. Renaud. De tekening geeft aan hoe het kasteel er in de middeleeuwen uit zou kunnen hebben gezien. 

Daarna komt het kasteel door erfopvolging in handen van zoon Sybrecht van Blitterswijck (1359), diens zoon Arnt van Blitterswijck (1407) en diens zoon Johan van Blitterswijck (1449). Als deze kinderloos sterft komt het kasteel in 1469 in bezit van broer Arnt (junior) van Blitterwijck, maar de man van zus Catharina zorgt dat het alsnog in bezit van Catharina komt. Zij lijkt een trucje uit te halen en schenkt het kasteel aan haar zoon Sibert van Eyll, die het weer (terug) schenkt aan zijn oom Arnt. In 1502 erft diens zoon Dirk van Blitterswijck het kasteel en hij zal als laatste Van Blitterswijck als heer te boek staan.

Familie van Lynden

Toen de laatste Heer van Blitterswijck stierf en geen kinderen had erfde zijn zuster Walburg van Blitterswijck alles en werd haar man de nieuwe ‘heer van Blitterswijck’. Hij heette Dirck van Lynden (zie afbeelding) en kwam uit Hemmen, in de Betuwe (Gelderland). De Van Lyndens hadden veel aanzien en bezaten in Hemmen een kasteel dat groter en mooier was dan dat in Blitterswijck en daar verbleven zij doorgaans. Het Kasteel in Blitterswijck lieten ze veelal achter in handen van een rentmeester, die zorgde voor het kasteel. 

Dirck van Lynden overleed rond 1500 en in 1516 schonk Walburg het kasteel aan haar zoon Jasper van Lynden die het bij overlijden in 1540 naliet aan zijn zoon Dirk van Lynden. Uit stukken blijkt dat in 1582 zijn dochter Johanna Elisabeth van Lynden door Spaanse soldaten die ingekwartierd waren op Kasteel Bleijenbeek in Afferden gevangen werd gehouden. Tussen 1584 en 1591 blijkt ook het Kasteel Blitterswijck door Spaanse soldaten bezet te zijn geweest. De echtgenoot van Johanna Elisabeth van Lynden, Johan van Ossenbroeck, kreeg in 1603 van zijn vrouw het vruchtgebruik van het kasteel en liet zich tot z’n dood in 1615 heer van Blitterswijck noemen.

BIitterswijck vererfde in 1615 op zijn schoonzus Anna van Lynden (tweede dochter van Dirk en zus van Johanna Elisabeth). Haar echtgenoot Frans van Lynden (dus zelfde achternaam) was haar neef.

Hun zoon Dirk (Diederik) van Lynden, die in 1619 gehuwd was met Heilwich Vijgh, had kasteel en heerlijkheid in 1634 in bezit. Van dit echtpaar prijkte tot de verwoesting in 1944 boven de toegangsdeur van de kasteeltoren een wapensteen. Na de verwoesting van het kasteel in 1944 is de beschadigde wapensteen in handen gekomen van familie Waanders uit Zwolle. Zij schonken de steen terug aan Blitterswijck, zodat deze een plek kon krijgen in de reconstructie van de kasteelpoort, die op 9 november 2019 (75 jaar na de verwoesting) is onthuld. [Meer informatie over de wapensteen Van Lynden – Vijgh is te lezen in dit artikel.]

De zoon van Dirk en Heilwich, eveneens Frans geheten, betrok het kasteel in 1670 en ging na langdurige leegstand aan de slag met een grondige renovatie. In 1683 werd het kasteel (samen met een aantal andere Blitterswijckse goederen) door Frans publiekelijk verkocht. De koper, Casper van Merwijck heer van Kessel, was de zoon van Willem en Judith van Lynden en dus een neef van de verkoper Frans van Lynden. Casper van Merwijck verenigde Blitterswijck en Kessel totdat hij tien jaar na aankoop in 1692 dezelfde goederen weer terug verkocht aan zijn oom Frans.

In 1700 gingen kasteel en heerlijkheid over op de zoon van Frans, Diederik Wolter van Lynden, en in 1749 op diens zoon Frans Godart van Lynden (zie afbeelding). Hij bekleedde onder andere de functie van burggraaf van het Valkhof te Nijmegen. Door zijn drukke werkzaamheden verbleef hij met z’n gezin merendeels in Nijmegen. Maar in 1766 kocht hij voor 6.000 Kleefse Guldens de heerlijke rechten over het dorp Wanssum en verenigde beide heerlijkheden. In 1786 stierf Frans Godart van Lynden en daarmee kwam een einde aan het tijdperk van de Van Lyndens die tot diep in de 18de eeuw de heren van Blitterswijck zijn geweest.

Familie De Cocq van Haeften

In 1788 vererfden de Blitterwijckse goederen op Barthold baron de Cocq van Haeften (zie afbeelding), de kleinzoon van Frans Godart van Lynden, zoon van dochter Anna Ursulina van Lynden. Hij werd op 4 september 1788 door de dorpsgemeenschaps als Heer van Blitterswijck gehuldigd. Hij was weduwnaar van Carolina Justina Huydecooper en hertrouwde in 1790 met Arnoldina Margaretha Mackay, afkomstig uit een Schotse familie. Barthold en Arnoldina Margaretha kregen vijf dochters, Anna Ursulina (zie afbeelding), Ursulina Philippina, Margaretha Bartholda, Constantia Louise en de jongste Henriette die al jong overleed.

 

Arnoldina Margaretha Mackay liet in 1819 koning Willem I Blitterswijck officieel als heerlijkheid erkennen en het wapenschild toekennen. Een bevestiging hiervan is te lezen in de afgebeelde brief (afkomstig uit de collectie van Armand Lucas).

Arnoldina Margaretha Mackay is tevens verantwoordelijk voor het bestaan van het protestantse kerkje dat nog altijd tegenover het begin van de oprijlaan naar het kasteel staat. Als protestant in een katholieke regio moest zij voor een dienst naar het dichtstbij zijnde kerkje in Vierlingsbeek. Die afstand met haar koets over de hobbelige wegen vond zij erg oncomfortabel en gaf daarom in 1822 de opdracht tot het bouwen van het kerkje in Blitterswijck. 

Barthold heeft aanzienlijke verfraaiingen en verbouwingen doorgevoerd op het kasteel en maakte daarbij o.a. gebruik van materialen die afkomstig waren van de sloop van het klooster in Oostrum. Het klokje van dit klooster kreeg een plek in de protestantse kerk in Blitterswijck en hangt daar nog steeds.

Barthold overleed op 22 oktober 1822 te Blitterswijck en werd een paar dagen later in het familiegraf te Ophemert bijgezet. Arnoldina Margaretha bleef met haar dochters achter en heeft haar man nog jaren overleefd. Ze overleed op 3 april 1849. De derde dochter Margaretha Bartholda barones de Cocq van Haeften erfde hierbij het kasteel. Op 2 november kwam zij met haar tweeling zus Constantia en haar echtgenoot Anna Alexander Quarles de Quarles een contract overeen, dat zij vanaf die dag gezamenlijk het kasteel zouden beheren. Lang heeft deze situatie niet geduurd, want in augustus 1850 overleed Margaretha Bartholda en een half jaar later ook haar zus Constantia. Pas in 1857 kwam er een eind aan de onduidelijke situatie toen de oudste zus Anna Ursulina de Cocq van Haeften, wonend in Meerlo, haar rechten op Blitterswijck verkocht. 

Familie Von Hamelberg

De koper was haar neef Frederik Willem baron von Hamelberg. Hij kwam met z’n oom Anna Alexander Quarles de Quarles een deling overeen waarbij baron Von Hamelberg voor 5/6 deel eigenaar werd van het kasteel Blitterswijck en zijn moeder Ursulina Philippina de Cocq van Haeften 1/6 deel in bezit kreeg, die haar zoon uiteraard later zou erven. Hij liet zijn bezittingen na aan zijn twee nichten Sophia en Henriette von Rupstein toen hij op 22 januari 1884 kinderloos overleed in Blitterswijck. De twee nichten woonden nooit op het kasteel, maar verbleven in Burgdorf bij Celle (Hannover) en verkochten Blitterswijck op 27 oktober 1885 met tussenkomst van Joseph Servatius Hubertus Brouwers, notaris te Venlo.

Familie Thissen

Hierdoor kwam het kasteel in bezit van de heer Oscar Thissen, een ambtenaar uit Roermond, en was het voor het eerst niet meer in adellijke handen. In de volksmond wordt beweerd dat Oscar een nogal uitbundig leven leidde. Hij liet het kasteel meteen na aankoop gedeeltelijk verbouwen en schijnt er flink op los te hebben geleefd. Oscar Thissen, inmiddels advocaat en procureur, zou al zijn geld aan feestjes hebben verbrast, waardoor hij genoodzaakt was het kasteel in 1899 weer te verkopen aan notaris Brouwer.

Volgens de legende had Oscar Thissen bij zijn dood nog één vriend over en dat was zijn ezel Pieter. Rondom de rustplaats van Pieter en Oscar bestaat een mysterie. Bekijk het filmpje van ‘Het geheim van Blitterswijck’ (Peel en Maas TV). 

Van kasteel naar klooster: de Franse Trappistinnen

Vervolgens kwam het kasteel door verkoop in 1904 in handen van Franse kloosterzusters, de Trappistinnen. Zij waren ‘slotzusters’ en mochten met niemand praten, alleen met de pastoor. Daarom bouwden zij muren rond het kasteel, die je nog steeds kunt zien. Ook dempten zij de grachten en plantten rondom bomen aan de lanen. Ze leefden van landbouw en hadden fruitbomen en koeien en geiten voor melk en kaas. Bij de poort van het kasteel was een klein gebouwtje met een draaiplateau, via waar ze kaas en andere levensmiddelen verkochten zonder de klant te hoeven zien. Ze hadden ook hun eigen kerkhof met een kapelletje. Dat lag tegen het kerkhof van de huidige katholieke kerk aan.

 

Van klooster naar schuilplaats: paters van de Afrikaanse Missiën en Marianhill

De zusters droegen het in 1920 over aan de paters van de Afrikaanse Missiën van St. Paul. In de crisisjaren waren zij echter gedwongen het kasteel te verkopen. Zo kwam het kasteel op 15 november 1935 in bezit van Alfons Cremers, die het voor 35.000 gulden kocht voor zijn dochters.

In 1941 vestigden de paters van Marianhill zich in het destijds onbewoonde kasteel, nadat hun missiehuis St. Paul op landgoed Klein Vink in Arcen door de Duitsers was geconfisqueerd en ze eerst verspreid in groepjes onderdak hadden gevonden in een kerkje in Lomm, een Lottumse school en het patronaat in Broekhuizen. De Dominicaner paters leiden er een studieprogramma en sliepen er in de vochtige zolderkamers. De missiezusters van het Kostbaar Bloed uit Tienray vonden hier ook onderdak. Ook werd het kasteel een toevluchtsoord voor menige onderduiker of ontsnapte krijgsgevangene. In 1944 werd het bovengronds te gevaarlijk en verhuisde een deel van de paters naar de betonnen kelders van St. Paul in Arcen. 

 

Van schuilplaats naar ruïne

De achtergebleven Marianhillers in Blitterswijk kregen een inval van de gevreesde ‘Grüne Polizei’, die op zoek was naar onderduikers, maar zonder resultaat weer afdroop. In het najaar van 1944 werd Blitterswijck ingekwartierd totdat het dorp frontgebied werd en het kasteel door de Duitsers werd opgeblazen. De kelders die in takt waren gebleven werden door de bewoners weer provisorisch ingericht. Op 17 november 1944 werden zij door de Grünen opgepakt en in een kamp opgesloten. Vlak voor Kerstmis 1944 keerden zij weer terug in de kelders, maar het zou nog tot de bevrijding duren voordat zij eind 1945 weer terug konden naar hun thuis in St. Paul in Arcen.

Opgravingen

De ruïne werd in 1964 door de gemeente Meerlo- Wanssum aangekocht en vonden in 1965 al eerste opgravingen plaats. Onder leiding van Prof. J.G.N. Renaud werd in 1969 begonnen aan een opgraving als invulling van een zomerkamp met studenten archeologie. Dit herhaalde zich in de jaren daarna t/m 1972.
Uit het voorlopig verslag van T. Hoekstra komt naar voren, dat er metselwerk van oudere fundamenten aanwezig is. Algemeen werden de zichtbare restanten van liet kasteel gedateerd als 14de eeuws materiaal, waardoor de genoemde fundamentresten mogelijk van een nog ouder bouwwerk stammen. Helaas werden de opgravingen na het onderzoek ook weer dicht gegooid.

GESCHIEDENIS